Daar zit je dan, begin van de avond omringd door jongeren, ouders, leraren, de directeur van het Kastanje College en andere betrokken mensen bij de première van ‘Valt er nog wat te leren’. In Cinerama Rotterdam hangt een mix van gezonde spanning, trots en blijdschap. De documentaire van Inge Spaander en haar leerlingen van 4Havo heeft bezoekers zichtbaar geraakt. Het is een mooi document geworden dat, zoals Inge vooraf uit de doeken deed, als tegenhanger dient in het soms murw geslagen debat over goed onderwijs.
Voor mij gaat de film een stuk verder: de leerling krijgt overduidelijk een stem en de kwetsbaarheid van Spaander – zo genoemd door haar apprentices – maakt dat het voor mij de discussie ontstijgt. Onderwijs doet haar naam in deze praktijk van het Kastanje College in Maassluis eer aan. Ik mag me begeven onder wijzen, ieder op zijn/haar eigen wijze! Ik zie en hoor hoe klein, mooi en puur onderwijs is.
De film toont mijn eigen stip aan de horizon, namelijk gedragen onderwijs. Het onderwijsconcept, dat de naam Big Picture heeft meegekregen, laat jongeren het grotere plaatje zien, brengt dat perspectief terug naar de leerling zelf, om vervolgens het beste in zichzelf naar boven te brengen en betekenis te geven. Niet het talent eruit halen, maar juist door het potentieel te zien vinden, en aan te spreken. Kennis construeren door de dialoog.
Spaander is helder in alles wat ze op het witte doek brengt: “Ik heb – als leraar – de plicht het onderwijs te beschouwen, niet stil te staan en nooit tevreden te zijn. Tegelijkertijd maak ik het onderwijs in de klas, samen met mijn leerlingen!“
Een fantastisch statement waarbij deze powerjuf – want wat een overgave, vijf jaar op rij met dezelfde groep kinderen optrekken en meegroeien – haar leerlingen vastpakt! Spaander beschouwt haar onderwijzen van dichtbij en veraf, daagt haar leerling uit de verantwoordelijkheid over het eigen leerproces op te pakken en betrekt ouders en collega’s erbij. Dat doet ze door de ‘functionele waarom’-vraag te stellen en daarmee een groter plaatje helder te krijgen. Vanuit haar kwetsbaarheid stelt zij zichzelf misschien wel de meeste vragen.
Het is de kracht van de twijfel, van het reflecteren en zoals ze dat zelf benoemd: “…leerlingen leren – en ook de ruimte geven om te mogen oefenen – hoe ze van waarde kunnen zijn en sterk in de toekomst kunnen staan.“
Ze durft zich te laten leiden door wat de groep aanreikt. En dit proces vraagt moed! De moed om te blijven luisteren, af te stemmen en – binnen het proces dat samen wordt aangegaan – volledig te blijven vertrouwen in de ander. Daardoor worden moeilijke momenten overwonnen. Het door en door leren kennen van jezelf en elkaar maakt de groep tot één familie. Of zoals het ook wordt benoemd, een samenleving in het klein.
Het gaat over het aangaan van persoonlijke processen, of zoals Gert Biesta zegt in de documentaire: “…over vorming van de persoon.”
De directeur van het Kastanje College ziet verantwoordelijke en zelfbewuste jongeren die eigenlijk al als volwassen in het leven staan. En precies dat – het zien, laten zijn en het spiegelen – is wat van een docent moed vraagt! Dicht bij jezelf blijven, laten zien wie je bent en iedere dag weer uitgedaagd worden het beste uit jezelf te halen.
“Je moet het zelf doen, maar nooit alleen!“
Het was deze uitspraak van Luc Stevens in ‘Valt er hier nog wat te leren’ die me resoluut rechtop in mijn stoel zette. En of er nog wat te leren valt!? Wellicht dat ‘de moed het zelf te doen, maar nooit alleen’ in het proces past waar ik me als vso-leraar momenteel bevind. Vanaf de zomer ben ik met mijn collega Florus en 24 leerlingen uit twee VSO-klassen een soortgelijk proces aangegaan. We zijn een ‘nieuwe’ onderwijsomgeving aan het vormgeven. Daarin willen we samen het onderwijs maken. Aansluiten bij de behoeften van het kind. Dat is een mooi, soms pijnlijk en eenzaam proces, zelfs nu we het samen doen.
Maar in onze pilot is er ook de analogie met de Big Picture-klas van Spaander. Het is een vorm van werken dat iets losmaakt, in ons als mens. Een vorm die mij en mijn leerlingen dwingt verbonden te zijn én kritisch naar onszelf te kijken. Ouders mee te nemen in ons proces en dat van onze school, om vanuit vertrouwen het kind in de wereld te zetten.
Wij hebben nog een lange weg te gaan, een pad dat Spaander en haar leerlingen dit schooljaar met examens aan het afsluiten is. Voor hen ligt er sowieso een waardenvol document. Ze mogen trots zijn, op elkaar, op de directie van de school en vooral op zichzelf. Good practice waarbij ik zie dat samen ook echt samen is, en waarbij eenheid in diversiteit wordt voorgeleefd.
Onderwijs dat wordt gedragen!
Meesters in Pesten
……of eigenlijk ‘Meesters over pesten’! Het was een woensdagavond tijdens het T-café van basisschool Trinoom in Eindhoven dat Marije Boot en Ronald Heidanus van Meesters In Onderwijs werden uitgenodigd om over pesten te praten. Niet over Methoden of Protocollen. Maar over het delen van ervaringen uit de praktijk. Over dat wat werkt. En waarom het zo werkt.
De start van de avond was aan Ronald, leerkracht in het cluster 4 voortgezet speciaal onderwijs en voorbereider van passend onderwijs in het regulier onderwijs. Met zijn verhalen uit de praktijk maakt hij ‘het spel van macht en onmacht’ zichtbaar. Hij vertelt hoe de pester als ook de gepeste beide onmachtig zijn en vervolgens naar de macht in zichzelf zoeken. Beide zijn ze onhandig in communicatie waarbij compassie de sleutel is naar even-waardigheid.
Dat pesten een ‘hot item’ is, is wel bekend. Dat pesten een wezenlijk onderdeel is van de ontwikkeling van kinderen, is wat minder de geaccepteerde norm. Op dit moment ligt er veel nadruk op het bestrijden van pestgedrag, getuige de vele methodes en het verplicht stellen van Pestprotocollen door het ministerie van onderwijs. Ronald en Marije kijken op een andere manier naar omgaan met pesten, waarbij het pesten zelf niet wordt bestreden, maar eerder gezien wordt als een uiting van iets anders.
In de ogen van Ronald heeft de leraar, sámen met ouders en de leerling zèlf, de regie over dat wat er gebeurt. Er is moed voor nodig om handelen af te stemmen op wat nodig is voor deze kinderen in deze situatie. Vaak gebeurt het dat onze oordelen en/of aannames over gedrag op het plein gevoed worden door oude pijn. Toen we zelf kind waren. We denken te handelen voor het welzijn van de kinderen. Maar in feite handelen we vooral namens onszelf. Voor onszelf. Echter, ieder kind heeft een eigenheid, is van zichzelf. Het heeft ouders, leerkrachten en vooral ook leeftijdsgenoten nodig om sterker te worden. Door alle vormen van pesten direct te willen stoppen zou je kinderen deze leer-kracht weleens kunnen ontnemen.
Het belangrijkste is het zien en horen van leerlingen. Een veilige leeromgeving start bij een grondhouding. De openingsvraag van Ronald is dan ook: ‘Welke houding/mindset is gewenst?’ Hiermee zet hij direct mensen aan het denken. De ander veranderen is een lastige, zo niet een onmogelijke opgave. Jezelf veranderen is een stuk ‘eenvoudiger’. In ieder geval meer realistisch. Dus met welke houding sta je als leraar, ouder of begeleider voor de groep. Hoe ga je vanuit die houding vervolgens om met pesten?
Het spel, waar Ronald de basis voor legt, start bij het accepteren en zien van verschillen om vervolgens vanuit de relatie die je met een leerling hebt ruimte te creëren. Vanuit die ruimte ga je zoeken naar oplossingen. Belangrijk is de vraag te stellen: Wie is probleemeigenaar? Waar ligt ieders verantwoordelijkheid? Hoe empower je de gepeste én pester? Vanuit de relatie luisteren naar de stem van de leerling, ook als waarheidsbeleving anders is dan je eigen waarheid, en de tijd maken om samen te zoeken naar oplossingen. Dat zorgt voor een brede basis!
Na een korte pauze vervolgt Marije Boot de avond met de opmerking dat pesten een fenomeen is dat niet geïsoleerd kan worden gezien als iets van één of twee kinderen. Pesten heeft een functie in een systeem. Dat kan het familiesysteem van het kind zijn, waarin het thema slachtoffer-dader een grote rol speelt. Of het kan een onderdeel zijn van de cultuur van het schoolsysteem ‘Hier wordt niet gepest’. Dan is de boodschap dat pesten absoluut NIET aanwezig mag zijn. En we weten allemaal dat dat wat NIET gezien mag worden, JUIST meer zichtbaar wil worden…..
Een school is juist een plek waar alle kinderen met hun eigen (familie)systemen zich moeten voegen naar wat leidend is in een schoolsysteem. De normen en waarden van thuis kunnen verschillen met die van school. Dit kan leiden tot conflicten! LEES VERDER…
Over uitsluiten gesproken #2: ‘een dikke middelvinger naar…’
Wáaaaat!? We hadden het toch over Joey, een enthousiaste en goedaardige jongen die na zijn vmbo-periode heel graag naar de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) zou willen.


We hebben in Nederland een systeem bedacht waarbij kinderen relatief vaak en lang op school zijn. Dat betekent ook meer ‘opvoedtijd’. Tijd om samen (leerling – leerkracht) af te stemmen en te onderzoeken wat nodig om alle (kern)doelen te halen, juist als je anders dan ‘standaard’ leert! Soms is een klein hulpmiddel al voldoende, een andere of volgende keer vergt het (veel) meer tijd. Ben je als onderwijsinstelling ook niet verantwoordelijk voor het welzijn en het leren van ieder kind?
Een ‘eigen aandeel’ kan ook worden gelezen als een eigen professie, met alle verantwoordelijkheden van dien. Of eigen talenten die er altijd zijn en mogen worden ingezet. Een ‘samenwerkingsverband’ is immers gebaat bij vertrouwen en openheid. Dat voedt de verbinding! Ik heb dat in mijn klas, maar ook in de contacten met anderen en op andere scholen mogen ervaren! Mis je een schakel ,dan houdt het op. Dan krijg je iets van een kaartenhuis.
Het is dus van belang dat er regelmatig wordt afgestemd. En nee, dat hoeft echt niet met ellenlange bijeenkomsten, zeker niet in het digitale tijdperk!
Als onervaren leerkracht voelde ik dat Maribel compleet vastliep, wetende dat het niet aan haar capaciteiten lag. Als je dan uiteindelijk samen op het punt kan komen, waarop het kind – in dit geval Maribel – de regie overneemt en gaat vechten voor haar ‘ik-kan-het-wel’, dan is dat onbetaalbaar!
Joeri doet een stapje terug en bezoekt eerst de Turkse kapper…
Maatschappijleer, het onderwerp multiculturele samenleving. Dat in een klas jongeren waarvan ik weet dat het merendeel een uitgesproken mening heeft een hele uitdaging. De leerlingen in deze klas doen uitspraken waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt en/of rekening wordt gehouden met achtergrond of cultuur. Het is zo’n groep waar wel eens een opstootje is en ‘het algemeen argument’ is geboren. Het is zo’n sfeer waarin iemand gemakkelijk wordt nagepraat, waar het populisme makkelijk wortel schiet.
Ik besluit deze klas een uitdaging te geven en direct is er aandacht: negatieve, generaliserende opmerkingen mogen alleen in vraagvorm worden gedeeld, zodat we met elkaar in debat kunnen. Onderwerp van gesprek ‘ hangjongeren’. Al snel gaat het over jongeren van Turkse en Marokkaanse achtergrond. De uitdaging blijkt moeilijker dan gedacht. Blijkbaar moet er eerst een hoop ‘oud zeer’ uit. Op het moment dat de leerlingen zijn ‘uitgeraasd’, stel ik een vraag: Wat maakt dat iedereen zo op de verschillen zit?
Na een korte stilte en samenvatting van dat wat is verteld, maken de verhalen langzaam plaats voor vragen. Wat is nodig om de jongeren in de gevangenis te helpen; vragen over de hoogte van de straf; maar er komen zelfs vragen over wat een leerling die was lastig gevallen zou kunnen doen als hij wéér lastig gevallen zou worden.
Wat ontstaat is een bijzonder debat: over groepsvorming, interactie binnen groepen, machtsverhoudingen, ‘stomme’ acties, de zin en onzin van straffen en wat nodig zou zijn om jongeren uit gevangenissen te integreren in de samenleving. Het is prachtig om te ervaren hoe zij de onderwerpen met elkaar bespreken. Ik krijg de ruimte om te observeren, te genieten!
Op een bepaald moment valt mijn oog op Joeri, doorgaans een jongen met een sterke en duidelijke mening. Hij is een rapper in de dop en probeert zich middels open podia en jongerenwedstrijden in de kijker te spelen. In de klas is hij altijd aanwezig, zeker (of misschien wel juist) tijdens maatschappelijke onderwerpen. Maar nu is hij stil. Wat houdt hem tegen?
Op het moment dat het debat tegen het einde loopt, komt het moment om af te stemmen. Joeri zegt een prangende vraag te hebben, maar deze niet in de groep te willen stellen. Morgen – zo belooft hij – zal hij de vraag én het antwoord meenemen. Zijn glimlach en twinkeling in de ogen maakt iedereen nieuwsgierig…
De volgende dag komt Joeri de klas binnen. Het eerste wat opvalt is dat hij naar de kapper is geweest. Als ik er naar vraag, kijkt hij trots en zegt alleen ‘Ja!’ Weer zie ik die glimlach verschijnen. Als we verder gaan met het gesprek waar we een dag eerder gestopt zijn, steekt hij als eerste zijn vinger op.
“Iedereen had het gisteren over wat er allemaal veranderd moest worden, mijn vraag was: ‘Hoe kan het dat die jongeren buiten hangen en voor problemen gaan zorgen?’ Ik had deze vraag wel kunnen stellen, maar als jullie er ook niet over beginnen, lijkt het me sterk dat jullie er een antwoord op zouden weten. Daarnaast zijn jullie allemaal Nederlanders. Daarom besloot ik gisteren om naar een Turkse kapper te gaan en daar de vraag te stellen!“
Met open mond en vragende ogen kijk ik hem vol bewondering aan. Hij zet zijn lef en ‘naïviteit’ in om naar de bron te gaan. Midden in de samenleving, bij een kapper, het contact aangaan met iemand die naast hem in de stoel zat!! En deze man – zo rond de veertig dacht hij – weet hem te vertellen dat het in de cultuur zit ingebakken; dat de vrouw, ofwel de moeder, voor het huishouden zorgt en dat de man aan het werk is. En dat zou betekenen dat de zorg voor en vooral ‘het letten op’ de kinderen lastig(er) zou zijn. En ja, dan zoek je je vrienden op en ga je op straat hangen…
De klas is doodstil en luistert geboeid naar wat Joeri inbrengt. Heel langzaam komen er nieuwe vragen: Voelen jongeren, met een andere achtergrond dan de Nederlandse, zich eigenlijk wel welkom? Met deze vraag en alle vragen die eruit voortkomen, wordt het doel van de les overstegen. Enige tijd later is een andere leerling zó geïnspireerd dat hij een werkstuk over hetzelfde onderwerp maakt. En naar verloop van tijd constateer ik dat er in deze klas nauwelijks meer (voor)oordelen worden uitgesproken.
Joeri maakte een verschil! Hij was degene die een stapje terug deed, zijn vraag overdacht en zijn oor bij een ander te luister legde, in dit geval bij de Turkse kapper! Hij gaf daarmee het gehele thema een verrassende wending en schiep ruimte. In plaats van op de verschillen te gaan zitten en meningen te ventileren, wordt met ‘vragen stellen’ een weg ingeslagen naar begrip en (indirect) oplossingen over maatschappelijke kwesties.
Swag, Joeri!
Over uitsluiten gesproken #1
Je zult er maar zitten, op een speciale school én in een ongewone klas met ander ‘soortgelijke’ gelabelde klasgenoten. Je wordt elke ochtend opgepikt. Met een taxibusje. In de grote stad of de wijde omgeving. Elke dag. Gebracht en gehaald.
Tegenwoordig is dat busje vaak wit. Die staat dan, ruim voordat de school begint, voor de deur te wachten met draaiende motor. Dan maak je een rondje, iedere dag hetzelfde. En elke ochtend zie je ze weer: die schreeuwende moeder met haar kind dat niet de bus in wil. Soms brengt een ‘verdwaalde’ ouder je naar school. Is de school niet te ver weg, is het veilig genoeg, dan mag je op de fiets. Dag-in dag-uit ‘zeul’ je met die zware tas op je rug waar niets uit gaat, maar waar alleen maar extra bagage wordt ingestopt.
Iedere ochtend – zo vroeg. Geen rekening gehouden met je bioritme, in een overvolle, stinkende taxi met allemaal ‘ongewone’ mensenkinderen. Zonder mp3-speler of DS irriteer je jezelf aan al die geluiden en ‘prikkels’ om je heen. Want ja, je moet naar school!
Uiteindelijk kom je dan aan bij een afgelegen schooltje, diep weggestopt in een kraakpand in een achterstandsbuurt. Je wordt verwelkomd en ingesloten door een enthousiast team van leerkrachten die jou probeert te empoweren en te overladen met – vooral – kennis zodat je uiteindelijk, zo is de verwachting zeggen de kwaliteitskaarten, in het gewone onderwijs verder kan.
Perspectief noemen ze dat. En soms, heel soms kom je thuis te zitten…Maar er is ‘hoop’. En die lijkt dichterbij dan ooit: de aparte klas voor de leerling met specifiek label. Ik lees een artikel in Het Parool en YES! zou je kunnen denken. Er wordt meegedacht met een bepaalde doelgroep.
De vraag is echter of deze aparte klas wel zo nieuw is!? Op verschillende scholen in verscheidene landen wordt al gewerkt met aparte klassen.
Ga eens naar Eindhoven, daar is een ‘inclusieve’ school met een speciale vuursteenklas. De bijzondere leerlingen in deze bijzondere klas krijgen een eigen lokaal met juf (of meester), waarna ze op gezette tijden ook weer instromen in ‘gewone’ groepen.
In dit Parool-artikel gaat het specifiek over leerlingen met een andere cognitieve stijl, een stijl waar zaken als (er zijn er meer, zie de verklaringsmodellen) communicatie, sociale interactie en (niet te onder-/overschatten) sensorische waarnemingen echt wezenlijk anders kunnen verlopen.
Maakt ze dat speciaal?
Maakt ze dat als mens anders?
Waar zitten de overeenkomsten?
Wordt er echt begrepen waarom ze zijn wie ze zijn?
In mijn klas tracht ik mijn leerlingen duidelijk te maken (door ervaring, inzicht en begrip) dat wanneer ze alleen de verschillen zien, dat er nooit een brug geslagen kan worden naar overeenkomsten.
Het is natuurlijk heel nobel dat de VVD – samen met stichting Mama Vita – zich hard maakt voor deze bijzondere leerlingen! Jammer is dat in beginsel, in het taalgebruik en in de visie, alleen verschillen worden benoemd. Bijvoorbeeld de eerste zin op de site van Stichting Mama Vita:
Ik ben geen moeder en heb (nog) geen kind met een diagnose!? En wil ik dat eigenlijk wel? Komt het dan ook in een ‘speciale’ klas?
Zolang in de taal begrippen als speciale, reguliere en (on)gewone de overhand houden, zal uitsluiten onderdeel zijn van onze samenleving.
Natuurlijk, het is heel goed dat ouders een pact vormen en opkomen voor hun kinderen. Blijven doen! Maar mis je als ouders vaak niet de (volledige) kennis/binding om het ‘onderwijssysteem’ te doorgronden? En daarbij, als ik in een artikel zinnen lees als: “…ze niet goed meekomen in gewone klassen…”, toont dat niet het aanstaande faillissement van ons onderwijssysteem (en samenleving) aan?
Dit is de realiteit. Schijnbaar. Het zit in deze omschrijvingen van probleemsituaties.
Precies, het ligt bij de leerling! Zo zien we dat dus! Daarom zitten er natuurlijk ook zoveel leerlingen thuis. Nou ja, veel… Misschien procentueel niet. Maar voor mij is één leerling al te veel.
Mijn vraag: VOOR wie gaan WIJ het systeem veranderen? VOOR die leerlingen? Voor de scholen? Voor de ouders? Voor de samenleving?
Als het probleem vooral bij de leerling ligt, laten we dan met hen in gesprek gaan en de onderwijsomgeving samen aanpassen! Is dat realistisch? Ik denk het wel. Laten ‘we’ ze het eens ‘gewoon’ vragen!
Mijn eerste vraag zou zijn: ‘Waar en wanneer voel jij je prettig?’
Volgens mij gaat het om het welbevinden van het kind. Maar wat houdt dat in? Dat het kind zich laat herkennen aan signalen van voldoening? Dat het geniet, deugd beleeft? Dat het kind ontspannen is, innerlijke rust toont, energie in zich voelt stromen en vitaliteit uitstraalt, open is en zich voor de omgeving toegankelijk opstelt, spontaniteit aan de dag legt en zichzelf is? Wanneer is zo’n moment?
Vervolgens zou ik willen vragen: ‘Waar zou jij graag naar school willen gaan?’
Omgeving en groepsdynamiek spelen een belangrijke rol. Het gezin, de buurt, de school, de klas, vrienden. Zou de buurt waarin het kind woont, niet de ideale plek zijn om naar school te gaan? Zoals bijv. Cleves Primary School in London, een school waarin iedereen welkom is en veel activiteiten gedragen worden door ouders en buurt. Een mini-samenleving.
Het gaat in eerste instantie over het welbevinden en daar zijn leerlingen bij nodig. Geef hen dus medezeggenschap! Het sterkt het gevoel van eigen verantwoordelijkheid en stimuleert daarmee op een positieve wijze het eigen leer-, en ontwikkelproces. Ook goede relaties met de leerkracht en medeleerlingen hebben een positief effect op het welbevinden van een leerling. Is dit in het idee van VVD en Mama Vita meegenomen?
Een volgende vraag zou kunnen zijn: ‘Wat heb jij nodig?’
Daarvoor heb je jezelf als leerkracht al afgevraagd hoe het kind nu eigenlijk precies denkt? Waarop en wanneer het ‘vastloopt’ in gedachten? Wat maakt dat het ‘blokkeert’ (intrinsiek/extrinsiek)? Je bent de relatie aangegaan met het kind, je hebt het gesprek gevoerd, geluisterd en er is wederzijds begrip. Je bent samen op zoek gegaan naar wat nodig is en vooral HOE een omgeving aangepast dient te worden.
De nieuwe mindset kan zich vertalen in een stimulerende dagelijkse praktijk, in het zien van mogelijkheden, voorbij de functie van gedrag, taken of eisen die worden gesteld. Soms is een simpele aanpassing voldoende. Soms vraagt het een gezamenlijke inspanning: van het kind zelf, de leerkracht, de ouder, de school en/of de buurt.
Met andere woorden:
Ik weet niet of een aparte klas nu direct een duurzame oplossing is. Als het de visie ‘bonding and bridging’ van Putnam in zich draagt, zie ik mogelijkheden. En deze aanpak begint met ‘bonding’, het de verbinding en relatie aangaan. Maar ook het zien van overeenkomsten en (h)erkennen van talenten en (on)mogelijkheden zijn belangrijke richtingwijzers.
De uiteindelijke brug wordt mijn inziens geslagen met een werkelijk open mindset. Daarin zijn acceptatie en vertrouwen nodig om de HOE-vragen te verwezenlijken. En daarbij is de stem van de leerling een onmisbare schakel en zal er altijd buiten de lijntjes gekleurd moeten kunnen worden.
Tot slot: ontwikkeling heeft tijd nodig, dus wees geduldig…
#wordtvervolgd (…zeker na vandaag!)
From fixed to a flexible and personal curriculum #1
Iedereen leert anders, in een ander tempo en een individueel curriculum maakt dat je jezelf onderscheidt van de massa. Iedereen heeft talent en het is van belang deze te (her)ontdekken en deze verder te ontwikkelen.
Een leerkracht of docent is meer dan alleen een zender, de onderwijziger, het vehicle brengt je verder door een omgeving te creëren waarin je(zelf) ook echt mag (zijn) en kan ontwikkelen.
Je leert en neemt eigen regie en wordt verantwoordelijk gemaakt voor je eigen leerproces. Door onderdeel uit te maken van een groep waarin leeftijd geen verschil maakt vul je elkaar aan. Door co-creatie ontstaat ruimte voor ideeën en wordt je onderdeel van een krachtig geheel!