Gunnen uitvechten in de media

Foto van Ronald Heidanus

Ronald Heidanus

Gunnen uitvechten in de media

Het was me een weekje wel. De verkiezingen op hoogspanning, met een Trumpiaanse nasleep over de uitslag. En over de mogelijk eerste homoseksuele premier. Je zou het niet verwachten hier in Nederland. Maar ook inclusie was vorige week als opiniestuk en een daarop volgende reactie een actueel thema in de media. Wat de analogie tussen de verkiezingen en inclusie is? Dat zowel ons land, als onze opvattingen nogal verdeeld zijn. Van optimisme tegenover uiterst rechts, van ‘inclusie dichtbij’ tot ‘inclusie is slecht onderwijs voor iedereen’. Ergens toch goed uitgekiend dat ik juist die week startte een nieuw micro-blog op Instagram. Alsof dit het juiste moment was om een stelling te poneren: 

Inclusie is de plicht om onderwijs voor iedereen te realiseren!

Een stelling waar ik ten diepste in geloof. Juist omdat onderwijs niet alleen over kinderen gaat, maar ook over de leermeesters van de kinderen: leraren, leidinggevende teams, ouders, maar ook politici en wetenschappers. Inclusie kan alleen een succes worden wanneer wij allen geëmancipeerd worden en zijn, ieder op een eigen wijze en ieder vanuit een eigen verantwoordelijkheid. En juist omdat alle mensen zo verschillend zijn!

Maar verschil is paradoxaal, want hoe meer verschillen worden verkend, hoe meer je tot de ontdekking komt dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn. Toch lijkt het alsof we in Nederland zijn vergeten hoe om te gaan met verschillen. De ‘ik’ lijkt geen onderdeel meer te willen zijn van de ‘wij’ binnen de Nederlandse samenleving. Zo is de ‘ik’ meer op zoek naar een eigen ‘mini-wij’, zodat er samen afgezet kan worden tegen een ‘zij’: Dé PVV’ers of D66’ers, dé buitenlanders of binnenlanders, dé heteroseksuele cisgender of LHBTQIA+’r, de directie of leraren, hét speciaal (basis)onderwijskind of regluiere kind, hét domme kind of intelligente kind, afzetten tegen integratie of segregatie…

Het verkennen stopt bij polariseren. De sociale netwerken worden daardoor steeds homogener. Een soort-zoekt-soortmentaliteit lijkt dus steeds sterker te worden. En dat terwijl ieder weldenkend mens weet dat een heterogene samenleving juist bijdraagt aan tolerantie en verdraagzaamheid. Nu in dit tijdsframe oh zo wenselijk! De kracht van diversiteit zit ‘m tenslotte in verbinding, dialoog, perspectief kunnen nemen, solidariteit en creativiteit. Het draagt bij aan leerervaringen en dus groei en (intellectuele) ontwikkeling. Je zou kunnen stellen: Hoe beter je bent in het omgaan met verschillen, hoe wijzer je wordt.

Het omgaan met verschillen vraagt echter het aangaan van ongemakkelijkheid. Je eigen perceptie even los kunnen laten, door écht te luisteren en te willen begrijpen!

En ik geef toe, ook ik ervaar nog regelmatig ongemakkelijkheid. Soms heb ik zelfs het oordeel zelfs nodig om me bewust te worden van mijn vastdenken. Bijvoorbeeld bij geaardheid: In mijn jeugd moest ik enorm wennen aan twee zoenende mannen. Mijn opvoeding droeg hier aan bij, maar ik kan moeilijk mijn ouders de schuld geven van mijn eigen gevormde wereldbeeld, het opgroeien in een veilige dorpscontext of mijzelf puberaal vasthouden aan het mensbeeld van toen. Zij zijn niet de schuldigen van mijn eigen perceptie. 

Het oordeel, en eigenlijk ergens voelen dat dit wezenlijk niet klopt, had ik nodig om te leren multidimensionaal te beschouwen. Nodig om mijzelf te verhouden tot wat ik zag, wat het met mij deed en dit in perspectief te plaatsen. Maar ook de diversiteit aan (ook homoseksuele) vrienden en kennissen hebben eraan bijgedragen mijn wereldbeeld te verrijken, en mannen in deze context te respecteren en het normaal te vinden. Mijn innerlijke ongemakkelijkheid had ik nodig om bewust te worden om ‘anders te denken’ en dit af te stemmen op mijn moreel, ethisch handelen en mijn gedrag.

En zelfs taal-technisch kan ik ongemakkelijkheid ervaren: Recentelijk werk ik samen met iemand die in mijn hoofd vrouwelijk is, maar als genderneutraal gezien wil worden. Ik vind het echter taal-technisch enorm lastig om het, wat ik al een raar zelfstandig naamwoord vind omdat bij man/vrouw het lidwoord ‘de’ in mijn hoofd zit, hen te noemen. Want hen is in mijn hoofd weer een lijdend voorwerp… Maar ik weet, ik ben het die werk te doen heeft, niet het/hen!

Dus ik kan heel goed begrijpen dat ook een concept als ‘inclusie’ iets met iemand doet. Dat je er een afgrijselijk gevoel bij kan krijgen, door je opvoeding, doordat je in het speciaal (basis)onderwijs werkt, door nare verhalen van anderen die je hoort of leest, door eigen pijnlijke ervaringen van buitensluiten, of door wetenschappelijk onderzoek. En het kan zelfs zo zijn dat het woord taal-technisch niet in je hoofd past, omdat het een antoniem is. Want waar een goed is, is er ook een slecht of fout. Wat is normaal als er ook abnormaal is? En wat betekent inclusie als er ook exclusie is? En collectief exclusie buitensluiten is zo makkelijk nog niet.

Dat bewijzen de twee artikelen die vorige week gepubliceerd werden. Ogenschijnlijk staan ze tegenover elkaar: Een pro-inclusie opiniestuk (door onder andere een nieuwkomer in de Tweede kamer), en een reactie van twee onderwijsbetrokkenen (waaronder een hoogleraar onderwijspsychologie).

(Tekst gaat verder onder de afbeeldingen)

Bron

Ogenschijnlijk, ja.

Want voor een cultuur waarin inclusie een vanzelfsprekendheid is, is het essentieel om je niet te richten op de verschillen, maar je te richten op de overeenkomsten. In het geval van de auteurs van de artikelen hierboven: Wat gunnen zij iedereen? Een wijze leermeester leerde mij ooit het concept ‘eenheid in diversiteit’, waar het richten op de overeenkomsten voorwaardelijk is. Net als echt luisteren, om aan te kunnen sluiten en af te kunnen stemmen. Net als beschikbaar zijn, ondanks de ogenschijnlijk grote verschillen of ethisch, morele bezwaren. Net als rechtvaardigheid, waarbij je de tijd en ruimte neemt om alles zuiver, en vanuit verschillende perspectieven te beschouwen. En net als inspanning, wat gaat over de collectieve verantwoordelijkheid om onderwijs voor iedereen te realiseren.

Dus wat gunnen zij iedereen?

Ergens lijkt het dus alsof de auteurs van de artikelen tegenover elkaar staan, omdat het maar de vraag is of dat deze ‘onderwijsprofessionals’ zich met elkaar wíllen verbinden. Ergens lijkt het alsof de reactie tegen inclusie een eigen manifest is, om een eigen ideologie (tegenover inclusie, zoals zij die als ideologie wegzetten) kracht bij te zetten. Maar in essentie doe je dan geen recht aan wat inclusie daadwerkelijk inhoudt. Sterker, ze halen één wetenschappelijk onderzoek aan. En met wat inspanning lees je hoe Douglas Fuchs zijn onderzoek nuanceert:

We’re not saying that the evidence indicates full inclusion cannot workWe’re saying that the evidence in terms of where to place these children is extremely weak

Ah, duidelijk!

Daarbij komt ook nog dat Fuchs zich voornamelijk concentreert op academische resultaten. En dan begrijp ik dat de hoogleraar fan van Fuchs is. Fuchs vervolgt overigens met het toegeven dat hij psychologische of sociale voordelen van het samen leren met leeftijdsgenoten in een reguliere context niet bestudeerd heeft. En precies op deze onderwerpen zou het juist een mogelijkheid kunnen zijn geweest dat de hoogleraar onderwijspsychologie een constructieve bijdrage aan aan inclusie had kunnen leveren.

Maar de hoogleraar zet er grote vraagtekens bij “…alle leerlingen, ongeacht beperkingen, in één klas”. En dat sluit aan bij Fuchs’ quote, maar ook bij het opiniestuk van de nieuwkomer. Want: “Sinds 2014 (met de invoering van Passend Onderwijs, red) zijn er nog nooit zoveel kinderen verwezen naar het speciaal onderwijs.” Dus nee, allemaal in één klas kan niet. En of het ooit kan? Allemaal is ook niet het ideaal, toch? Het huidige beleid ook niet trouwens, niet ideaal: Passend Onderwijs heeft gezorgd voor meer verwijzingen. Maar ja, wat wil je? Eerder schreef ik al dat wanneer je een time-out in school hebt, je er gebruik van maakt. Dus zolang we de ruimte hebben om te verwijzen, maken we er gebruik van.

Maar wat nu als tegenover iedere verwijzing een terugplaatsing verplicht wordt?
Wat heeft de school dan van iedere verwijzing te leren?

De overeenkomst tussen de twee artikelen is namelijk het bevoorraden van leraren! Een leraar is naast een didacticus óók een pedagoog. En leraren kunnen iets leren van “onderwijsprofessionals met een therapeutische inborst”, maar onderwijs moet te allen tijde een pedagogische tussenruimte blijven! Dus dit grensvlak, die tussen pedagogiek en therapie, moet bewaakt worden.

Daarom pleit ik voor de terugkeer van de pedagogiek: Leraren bevoorraden met tactvol handelen, door kennis en ervaringskennis op te bouwen in een ondersteunende context via bijvoorbeeld co-teaching door intern begeleiders of expertcollega’s. Iedereen weet namelijk dat gedrags- en leerproblemen geen problemen zijn, want anders had iemand wel dé oplossing. Het worden problemen genoemd, omdat dit het attribueren makkelijker maakt. Het werkelijke probleem is een gevoel van onmacht en handelingsverlegenheid. Schaamte omdat ik als leraar even niet weet met dit kind in deze context moet, waarbij ik het gevoel heb dat ik het wel zou moeten weten. En dat maakt gedrags- en leerproblemen tot ontwikkelvraag voor mij. En de hoogleraar geeft hier gelukkig duidelijke voorwaarden voor: tijd, expertise en ondersteuning!

Dus wat gunnen zij iedereen?

Sowieso voor ieder kind de juiste onderwijsplek, het liefst nabij thuis, waardoor het alle kansen krijgt om zich te ontwikkelen. En dat via academische vaardigheden, tot aan het bieden de juiste ondersteuning. Dus impliciet gunnen zij ook iedere leraar de juiste bevoorrading: via kennis tot de tijd en ruimte om met de juiste ondersteuning in de groep ervaringskennis te ontwikkelen. Zichzelf te ontwikkelen. Zeker te worden over je onzekerheid, en zeker zijn over je twijfel. Door de regels heen lees ik een ander organiseren. Zelf denk ik aan kruisbestuiving en co-teaching, maar ook een kind of groep uit het speciaal (basis)onderwijs adopteren is een mogelijkheid. Omdat je als school kinderen perspectief wil bieden, en hun geloof in eigen kunnen van kinderen wil versterken. Een veerkrachtige jeugd betekent een veerkrachtige samenleving. Straks.

Tegelijkertijd lees ik in de artikelen dat scholen huiverig zijn. Huiverig om een lerarentekort. Huiverig omdat scholen niet schijnen te weten hoe ze een inclusieve praktijk inrichten. Huiverig omdat kinderen zich overvraagd en onbegrepen zouden kunnen voelen binnen een reguliere context. Huiverig omdat scholen bang zijn voor het oordeel van ouders, omdat er te veel aandacht naar kinderen met extra ondersteuning zou kunnen gaan. En huiverig voor het oordeel van de inspectie, omdat door kinderen met extra ondersteuning de opbrengsten omlaag zouden kunnen gaan.

Maar zij gunnen in ieder geval sterk onderwijs waar ieder kind recht op heeft!

Dus in plaats van een gunnen ogenschijnlijk uit te vechten in de media, zijn het twee waardevolle artikelen met genoeg aanknopingspunten om inclusief onderwijs te realiseren. Te starten met een gedeelde visie en gedeelde inclusieve opdracht in lijn uitgevoerd door het schoolbestuur, de schoolleiding, én alle leraren binnen die school. Wat is er nodig om voorbij de huiver en op basis van vertrouwen, veiligheid en betrokkenheid de inspanning te doen om inclusie tot een succes te maken? Gevolgd door als school te willen leren van iedere verwijzing… Het lijkt nu met alle verwijzingen nog niet te lukken, maar waar liggen er ontwikkelkansen voor het bestuur, voor de school, voor de leraar en voor de ouders? En als school de schooldeuren opendoen, en bouwen aan een gemeenschap: Wat hebben ouders nodig om hun kinderen te emanciperen en waarin kan de partnerschap met school (jeugdzorg en buurt) hen inspireren en ondersteunen?

Het zou mooi zijn als het in de buurt zou kunnen gaan gebeuren.Laten we het paradigma van uitvechten en verschillen vergroten achter ons laten, en laten we met de wijsheid van nu samen en vanuit een overeenkomstige betekenis van inclusie verder bouwen aan onderwijs voor iedereen!

Laat een reactie achter

Dit zijn de laatste berichten

De Inclusieve School
Ronald Heidanus

De gemeenschapsschool

In de levendige gangen van basisschool De Barricade klopt een ander ritme. Deze school is niet louter een gebouw met klaslokalen, maar ademt als een

Lees meer »
De Inclusieve School
Ronald Heidanus

Imperfectie als drijfveer

De klas zoemde zachtjes. Een mengeling van krassende potloden, gefluisterde vragen, wat hoesten en het zachte getik van de klok. De meester glimlachte. Niet lang

Lees meer »
De Inclusiepedagoog
Ronald Heidanus

Ieder kind is een verhaal

Ieder kind is een verhaal! En toch. Zelfs na mijn opleiding had ik nog geen idee. Voor de lerarenopleiding ontmoette ik Renée, een meisje van

Lees meer »
De Inclusiepedagoog
Ronald Heidanus

Een klik met ieder kind

“Soms klikt het gewoon niet met iemand,” hoor ik de ouder zeggen. Met een: “Ik heb dat op mijn werk ook wel eens,” wordt enige

Lees meer »
De Inclusieve School
Ronald Heidanus

Gunnen uitvechten in de media

Het was me een weekje wel. De verkiezingen op hoogspanning, met een Trumpiaanse nasleep over de uitslag. En over de mogelijk eerste homoseksuele premier. Je

Lees meer »
De Inclusiepedagoog
Ronald Heidanus

Als een kaartenhuis

Tijdens het openingsspel werd hij door de gymdocent een eerste keer aan de kant gezet!? Hij deed ogenschijnlijk iets verkeerd. Met een blik van onbegrip

Lees meer »