Leraar Ronald pakte pesters keihard aan: ‘Het werkte niet’
Door RTL Nieuws / Lisa Boerop·19 september 2016·Aangepast: 19 september 2016
Het pesten op scholen is afgenomen: volgens de laatste cijfers wordt op de basisschool één op de tien kinderen iedere maand gepest. Nog steeds te veel, vindt Ronald Heidanus, docent wiskunde in het voortgezet speciaal onderwijs en werkzaam voor Leiderschap in Onderwijs.
De 37-jarige Ronald werd als kind zelf veel gepest. Al op de peuterschool begon het, en op de basisschool was hij van klas 2 tot klas 5 het slachtoffer van pesters.
Benauwd en bang
“Ik kan me één specifiek voorval herinneren”, vertelt hij. “Ik liep over straat naar huis en een groepje jongens bleef om mij heen staan om me te intimideren. Ik voelde me benauwd en bang, dus om aan ze te ontkomen, bleef ik net zo lang op school totdat iedereen weg was. Dan durfde ik pas naar huis te gaan.”
Ronald hield het allemaal voor zichzelf. Hij durfde het niet aan zijn ouders en zijn leraar te vertellen. “Ik moest het allemaal alleen dragen, dat was heel zwaar.” Na een paar jaar draaiden de rollen om. “Ik had het gedrag van de pesters door en wilde niet meer gepest worden. Dus ging ik zelf kinderen uit lagere klassen pesten.”
Angst in zijn ogen
Dat was een verdedigingsmechanisme, zegt hij nu. Een manier om zelf niet gepest te worden. “Maar als ik dan een jongen opwachtte en de angst in zijn ogen zag, dacht ik: waar ben ik mee bezig? Ik was mezelf kwijt en durfde het niemand te vertellen. Maar daardoor snap ik nu wel beide kanten van het pesten.”
Zodra Ronald zelf les ging geven, wilde hij alles tegen pesten doen. “Pesten mocht gewoon niet en als leraar trad ik keihard tegen pesten op. Ik probeerde de pesters buiten te sluiten en hun gedrag af te keuren, maar ik ging het gesprek niet aan. Ik loste dus helemaal niets op: buiten het klaslokaal ging het pesten gewoon door.”
Slachtofferrol
Nu pakt Ronald het beter aan. Als hij merkt dat een leerling gepest wordt in de klas, wil hij het probleem oplossen in plaats van de pesters uit te sluiten. “Ik ga dan echt het gesprek aan met de leerling”, zegt hij.
Dat deed hij voor het eerst met een jongetje dat tijdens een kamp continu gepest werd. “Ik probeerde dat voor hem te visualiseren met een paar emmers. Hij was een kleine emmer, en ik zette er allemaal grote emmers omheen. Dat waren de pesters. Om te laten zien wat het pesten met hem deed, zette ik een grote emmer over de kleine heen.”
“Ik liet hem ervaren welke rol hij innam, de slachtofferrol, en toen begreep hij de dominantie en angst. Dat was het moment dat hij brak, maar vanaf dat moment ging het ook beter met hem. Door met kinderen te praten, leer je ze begrijpen wat pesten met ze doet, maar ook waar het gedrag vandaan komt. Je geeft een kind dan meer zelfvertrouwen, en het gevoel gehoord en gezien te worden. Dat draagt bij aan het gevoel van veiligheid van kinderen.”
Meer zelfvertrouwen
Op school merkt Ronald dat het werkt. “Het sijpelt allemaal langzaam bij de kinderen naar binnen. Maar ik heb nog steeds veel collega’s die worstelen met pesten in hun klas. Als ik met ze praat, merk ik dat ze het pesten het liefst verbieden, soms omdat ze zelf vroeger ook gepest zijn.”
“Dat is een soort vluchtgedrag. Door hun eigen emotie, pijn en onzekerheid kijken ze weg. Maar het werkt niet. Ze moeten het gesprek aangaan. Dat is heel lastig, maar uiteindelijk ben je als docent ook een opvoeder voor de kinderen. Alleen praten helpt, je moet ervoor zorgen dat het pestsysteem zichtbaar wordt en kinderen samen op zoek gaan naar een oplossing.”
Ronald is een van de weinige docenten die het pesten goed aanpakken. Uit een promotieonderzoek blijkt dat docenten, ondanks training, niet op de hoogte zijn van hoe ze pesten eigenlijk moeten tegengaan en vaak het probleem onderschatten.