De eerste week van het nieuwe jaar is voorbij gevlogen. Het is ergens verwonderlijk en tegelijkertijd ‘bizar’ hoe snel er weer wordt meegegaan in de snelheid der dingen. Zo links en rechts hoor ik dat van een vakantiegevoel na de eerste dag eigenlijk al geen sprake meer was. Voor de een is het de waan van de dag, voor een ander zijn het zaken die er nog van voor de kerstvakantie lagen, en voor weer een ander -die alles had afgerond- komen er weer nieuwe opdrachten bij. Snelheid als thema, terwijl deze winterse periode juist een periode zou moeten zijn om te vertragen, te verbinden en te luisteren naar wat zich aandient om te kunnen beschouwen hoe jij jezelf verhoudt tot wat zich aandient…
Waarin ben jij deze eerste week versneld, waar vertraging wenselijk was?
In het eerste deel ging het over het belang om actief te mogen oefenen in een omgeving waar relatie en verantwoordelijkheid nemen onontbeerlijk zijn. Dit deel gaat over vertragen: Stil kunnen staan om te luisteren. Want wat een kind nodig heeft om constructief een relatie op te bouwen met jou als leraar en met de groep, is naast bemoediging en optimisme uit het vorige blog een luisterende houding! Een luisterende houding vanuit jou als leraar naar het kind en/of naar de groep, maar ook een luisterende houding tussen kinderen onderling.
Wanneer luisteren om te reageren overgaat in luisteren om te begrijpen ontstaat er echt contact. – Vrij naar Steven Covey
Luisteren in deze context -als alternatief voor straffen- gaat dus niet expliciet over het horen van de woorden in een vraag of opmerking, maar over het verstaan en willen begrijpen van wat er daadwerkelijk gezegd of gevraagd wil worden. Oftewel, de vraag onder de vraag of opmerking kunnen verstaan, op weg naar begrijpen. Maar ook het kunnen verstaan van het dilemma of de oplossing die de ander eigenlijk al met je deelt in het feitelijk delen van een moeilijkheid, overweging of worsteling. Luister maar eens goed. Maar dat kan niet anders dan vanuit de relatie die jij met de ander hebt.
Daarbij is het opzij zetten van je eigen mening en ego een eerste belangrijke voorwaarde om tot luisteren te komen. Want je zou kunnen zeggen dat we onszelf iedere dag meer afvragen, dan dat er werkelijk de tijd en ruimte wordt genomen om te luisteren. Dit is waarschijnlijk omdat we graag antwoorden willen. We willen begrijpen, begrijpen van de wereld om ons heen. Grijpen naar en grip krijgen op wat er om ons heen gebeurt. We willen het zeker weten, en door… Het ligt dus ook voor de hand dat je eerder invult of verwachtingen projecteert dan eerst écht te luisteren.
Maar wat is luisteren precies?
Er is al veel geschreven over luisteren, maar het werk van Steven Covey (in het bijzonder gewoonte 5 uit ‘De 7 eigenschappen van effectief leiderschap’) en dat van Otto Scharmer (de luisterniveaus uit ‘Theory U’) raakt het meest aan wat hier met luisteren wordt bedoeld: Luisteren als vaardigheid om dat wat je als woorden ontvangt zonder eigen invulling en vanuit nieuwsgierigheid te kunnen verwerken tot het verstaan van een zuivere boodschap of vraag. En dat is enorm lastig! Want taal wordt door iedereen anders ervaren. Anders begrepen. Anders geconnoteerd. Woorden hebben voor jou niet altijd dezelfde betekenis als voor de ander. Communicatieproblemen liggen op de loer. Een woord kan zelfs zomaar eerder opgedane pijn, frustratie of woede oproepen. De een vindt een woord vaag, soft of weeïg, terwijl datzelfde woord voor de ander heel duidelijk is. Daarom is luisteren om af te stemmen zo gewenst.
En niet geheel onbelangrijk: Sociale wezens zijn vaak beter in aannames doen en er een waardeoordeel aan koppelen, dan werkelijk luisteren naar wat er verstaan wil worden. Met andere woorden, het te snel invullen van wat de mogelijk de boodschap of vraag zou kunnen zijn. En dan direct met oplossingen of ongevraagd advies komen… We zetten onze eigen perceptie of ons eigen perspectief nog te vaak voorop. Soms verwordt het zelfs een wijzen naar (lees: attribueren), zodat we er (ogenschijnlijk) zelf niets mee hoeven te doen en de aandacht wordt verlegd. Zeker als een emotioneel geladen boodschap of vraag ons zelf raakt. Of er wordt verdedigd vanuit een gevoel van schuld, schaamte of oordelen. Een discussie volgt. En dat voedt op haar beurt weer (sociale) pijn. Het kan écht luisteren dan flink ondermijnen. Het kan je zelfs achterlaten met een gevoel van niet gehoord worden.
Maar er is hoop, zeker als we het woord ‘luisteren’ ontleden…
In het woord luisteren zit namelijk het woord ‘lui’. En dat impliceert een bepaalde houding. Het was de reform pedagoog Peter Petersen die het in zijn tijd al had over de ‘luie stamgroepleider’, c.q. luie leraar. Natuurlijk weet je dat je als leraar met een groep van 28 kinderen niet lui kan zijn, maar toch kun je wel de voorwaarden scheppen om voor de kinderen ogenschijnlijk lui te zijn. Anders vertaald, wanneer de kinderen actieve producenten van hun eigen leren zijn (lees: het functionele waarom van wat ze leren begrijpen), kun jij als leraar lui zijn, observeren, en meer en meer een luisterende houding aannemen. Bijvoorbeeld door het kind jou uit te laten leggen: ‘Tot waar snap je het wel,’ in plaats van het opnieuw uitleggen wanneer een kind aangeeft het niet te snappen. Echt luisteren naar wat een kind nog niet begrijpt.
Lui wordt echter vaak geassocieerd met laks, maar is het allerminst. Sterker, deze houding is nodig om dat wat er gezegd of gevraagd is te verwerken. Een luie luisterhouding creëert tijd en ruimte om te ‘gisten’: waar te nemen, te documenteren, te beschouwen, te reflecteren, te analyseren en te evalueren. Om een boodschap of vraag werkelijk te verstaan en te begrijpen. Of om dat wat feitelijk niet gezegd of gevraagd wordt maar wel bedoeld, om dat intuïtief te verstaan en te checken of je dit juist gehoord hebt. En met het stellen van een ‘doorvraag’, gebruikmakend van de sleutelwoorden van de ander, verbind jij je écht aan de ander. En die verbinding voedt op haar beurt weer het gevoel van relatie.
Luisteren dus.
Maar hoe dan, zou jij je zomaar kunnen afvragen?
Door je te committeren aan twee leidende principes, en het volgen van zes voorwaarden. De leidende principes waar jij, ook op congruente laag aan dient te verbinden:
- Ik maakt tijd en ruimte voor jou om naar je te luisteren, juist ook als jij er nog niet ‘klaar’ voor bent! (Je bent aanwezig, betrokken, beschikbaar en toont oprechte interesse.)
- Jouw (psychologische) veiligheid gaat mij aan, omdat ik om je geef! (Jouw veiligheid heeft als voorwaarde dat jij jezelf durft uit te spreken, in woord en/of beeld.)
De zes te volgen voorwaarden:
- Voorwaarde 1: Luister actief. Je bent beschikbaar. Je hebt de volle aandacht voor de ander, waarbij je afleiding en interrupties negeert of tot stilte maant. Je blijft vriendelijk en geduldig en je bent een luisterend voorbeeld. (‘Ik luister nu even naar hem/haar, en dadelijk luister ik naar jou’.)
- Voorwaarde 2: Probeer tijdens het luisteren jezelf te verplaatsen in de ander. (Perspectief nemen: de manier waarop de ander diens werkelijkheid construeert.) Soms moet je doorvragen (zie stap 5) om de ander en/of de context nog beter te kunnen begrijpen.
- Voorwaarde 3: Respecteer het wereldbeeld van de ander, en probeer vanuit dat perspectief de ander te begrijpen. Wees tegelijkertijd terughoudend met het delen van je eigen ervaringen en reageer bewust (of bewust niet) en gepast.
- Voorwaarde 4: Geef een ontvangstbevestiging (kan ook non-verbaal) en vat feitelijk samen. Met een nieuwsgierige houding deel je wat je hebt verstaan. Deel daarbij wat jij denkt dat de boodschap of vraag is. Gebruik hierbij sleutelwoorden die de ander heeft gebruikt. (‘Als ik het goed begrijp…’)
- Voorwaarde 5: Stel (open) vragen (en doorvragen) om de boodschap of de vraag van de ander te verduidelijken: Heb je het juist en volledig verstaan? Bouw je vraag qua woorden op met de sleutelwoorden die de ander je heeft gegeven. Dit voedt het gevoel van erkenning. (‘Wat maakt dat het belangrijk is voor jou’; ‘Hoe voelde jij je daardoor’; ‘Kun je nogmaals uitleggen…’; ‘Wat bedoel je met…’)
- Voorwaarde 6: Ga op zoek of luister naar de details en/of verschillen, én ga op zoek naar de overeenkomst of het grotere geheel. (Voor de verschillen kun je denken aan: Voordelen en/of nadelen voor de een of de ander, wat betekent het specifiek voor de een of de ander, wat lijkt er nodig voor de een of de ander, hoe zou dit dit door de een en door de ander gedaan moeten worden? | Voor de overeenkomsten kun je denken aan: Waar is het thema/topic onderdeel van, wat is het (uiteindelijke) doel, wat moet het de een en/of de ander opleveren?)