Een jaar of wat geleden werd ik mij meer dan ooit bewust van de pieken in het onderwijs. Van die periodes waarin er soort van ineens een groot beroep op mij wordt gedaan. Met daarbij een planning: Wanneer ik de analyses van de toetsen af moet hebben, wanneer de groepsplannen moeten zijn bijgewerkt en wanneer de individuele handelingsplannen en kerndocumenten (tegenwoordig heten ze ontwikkelingsperspectieven) geüpdatet moeten zijn. Om dit kracht bij te zetten geeft het leidinggevend team ook nog eens allerlei redenen, van de aankomende oudergesprekken via dat het zou moeten van de inspectie tot aan zelfs de opmerking ‘je wordt betaald voor deze opdracht’… Vooral dit laatste raakte mij enorm, en er knapte iets in mijn liefde voor onderwijs. Om die liefde terug te vinden maakte ik een resoluut besluit.
Het raakte me, maar meer nog doet het mij beseffen dat leidinggevende teams soms vanuit de pedagogiek van onderdrukking1 handelen. En ja, ik ben in dienst van een organisatie. Sterker, een school. En binnen school gaat het om een wederkerigheid. Handelen en afstemmen vanuit ‘in overleg’. En ja, ik word betaald voor mijn vak als leraar, voor mijn kennis en voor mijn ervaring die ik inzet. Maar betaald worden wil niet direct zeggen dat de leidinggevende zomaar van alles van mij kan en mag verwachten. Afstemmen gaat over in beweging komen en meebewegen. Het gaat over luisteren, faciliteren, in dialoog zijn en samen ontwikkelen. En dat gaat alleen in goed overleg. Waarbij er meerdere stemmen mogen zijn, mag er worden aangegeven wat er nodig is om een opdracht uit te voeren.
De keus om te staan voor mijn eigen vak wordt me niet altijd in dank afgenomen. Het is een zoektocht en expeditie. Op zoek naar professionele autonomie: naar meer eigen regie, keuzes en eigenaarschap binnen een oerwoud van (onuitgesproken) verwachtingen én ook onbegrip:
“Dat vind ik dus erg oncollegiaal!”
Als ik in de deuropening sta ontvang ik haar woorden. Voor het eerst voel ik me bevrijd, en niet aangevallen. Geen angst voor afwijzing of falen, ondanks dat er wel degelijk een oordeel de wereld in wordt geslingerd. Bevrijd. Of althans, dat dacht ik toen. Het blijkt later een rebelse betweterigheid waarmee ik wat arrogant tegen het deurkozijn aan blijf staan.
Waarom dit tegen mij gezegd werd? Ik had aangegeven niet meer in het weekend te willen werken voor de school. Mijn concrete opdracht was het schrijven van individuele handelingsplannen en kerndocumenten. Iedereen deed dit tenslotte in het weekend, dus deed ik altijd mee. Totdat ik mij dus bewust werd van de ridicule overuren die ik alleen al maakte om mijn onderwijskwaliteit op orde te hebben en houden.
Mijn collega kijkt me wat geïrriteerd aan. Wanneer ik haar mijn timemanagement en mijn behoeften en verlangens uitleg, volgt een blik van brandend water. Deze blik lijkt me te willen zeggen dat ik het totaal verkeerd zie. De woorden volgen. Je hebt namelijk in het onderwijs altijd momenten dat het druk is en momenten dat het wat rustiger is, vervolgt ze. Ja, en precies dat is hetgeen waar ik niet meer voor wil kiezen. Ik stel een grens.
In het onderwijs ben ik nooit klaar, probeer ik haar uit te leggen. Er is na school altijd wel wat te doen, en er komt van alles op mij af: vragen van ouders, werkgroepen of verslaglegging van situaties die zich de dag eerder hebben voorgedaan. Dit laatste kan trouwens ondervangen met een omgangsmanifest, in plaats van protocollen en regels maar daar is al helemaal geen oor voor nu.
Ow, en dat maakt onderwijs juist zo leuk, spannend en aantrekkelijk: de dynamische werkelijkheid die ervoor zorgt dat geen dag hetzelfde is! Overdag heb ik vaak geen moment om even bij te komen. Vanaf acht uur ’s ochtends vol aan de bak. Vol aan. Bijna geen ruimte om te ademen. Alle zeilen bijzetten om in het moment te blijven en niet de waan van de dag te volgen. En, als het werk op school niet afkomt is er nog een avond. Want morgen is er wel weer een nieuwe dag…
En dus maak ik een keuze. Oefenen in eigenaarschap. Mezelf juist niet meer mee laten slepen door de waan van de dag en de verwachtingen die me kunnen overspoelen. Maar leren surfen op de golven: Soms tegen de stroom in oefenen om dicht bij mezelf te blijven. Bij wie ik ben, bij wat ik kan en dicht bij mijn visie op onderwijs. Want dat levert mij werkvreugde op in plaats van stress!
Door te staan voor deze keuze weet ik dat er weerstand zou ontstaan. Iedere verandering stuit vaak op weerstand, zeker als het om een cultuurverandering gaat. Het gepingpong waar ik uit wilde stappen. Dat er onbegrip zou zijn en dat ik als oncollegiaal zou worden weggezet, was ergens wel te verwachten. Maar als we niet collectief elkaars grenzen beschouwen, kies ik vanaf nu voor het volgen van mijn weg. Het volgen van dat wat voor mij en de jongeren in de groep past.
In de groep doe ik dat overigens al: In de groep ben ik ook écht in de groep, geen verstoringen. Sterker, binnen de groep maak ik samen met de jongeren en hun ouders het onderwijs dat bij hen/ons past. Daar krijg ik dus energie van, en voel mij op die momenten autonoom.
Inmiddels weet ik dat ik het woord oncollegiaal verkeerd begreep. De woorden leken een oordeel in mijn richting, maar eigenlijk was het een vraag naar mijn begrip. Want ook mijn collega had een verlangen. Ook zij oefende met het zich vrij voelen, en zocht naar een juiste balans. We waren aan elkaar gewaagd. Als uitdaging op zoek naar ons gezamenlijk belang: de ontwikkeling van de jongere, onszelf én de school. Op zoek naar ons eigen talent, onze passie. Om samen de school vorm te geven, vanuit ieders eigen uniciteit. Dus van oncollegiaal naar spreiding zodat we elkaar blijven vinden.
1Paulo Freire, 1970, Pedagogy of the oppressed.