De vakantie is voorbij, de nieuwjaarswensen zijn uitgedeeld en je staat op het punt om te beginnen met de dag. En zoals na iedere vakantie ligt de focus weer voor even op ‘de gouden weken’ (zilver, of brons…). Binnen jouw school weet je wat dit inhoudt, er ligt namelijk een plan met visie, leidende principes en werkwormen. Maar jij weet beter. Jouw klaslokaal is tenslotte een oefenplaats waar kinderen de vrijheid hebben om te mogen oefenen met het maken van fouten! Want jij weet dat de kinderen een aantal weken in een ander omgeving hebben geleefd, maar waarbij jij niet (altijd) weet wat ze allemaal hebben meegemaakt.
Wat je het kind wenst is om zich weer snel en constructief aan te passen aan de omgeving van de school, en vooral de dynamiek van de groep. Want het is aan ieder kind om zich gedisciplineerd te gedragen, omdat je als kind in een samenwerkingsgemeenschap beweegt. En het fundament voor discipline, wat overigens ‘onderwijzen’ of ‘trainen’ betekent, moet bemoediging en optimisme bevatten!
Als leraar ben je een volwassene en jij kent daarom al verschillende sociale vaardigheden en routines om kinderen te leren zich volwassen te gedragen. Als leraar ben jij een voorbeeld, en je weet dat kinderen jou observeren… Als leraar weet je uiteindelijk de reden van het misdragen (je kent het -verhaal van- kind en mogelijk gezin), en je ziet iedere misdraging als leermoment. Als leraar stel je hypotheses wanneer je het voorgaande niet weet en ga je op onderzoek uit, waarbij je het kind meeneemt in je communicatie. En als leraar weet je vanuit een oplossingsgerichte houding af te stemmen en weet je waar je de focus op legt: het emanciperen van het kind of het sociaal sterker maken van de groep.
Leren van fouten of leren door fouten te maken kan alleen maar plaatsvinden als het kind door jou als leraar op een veilige, oplossingsgerichte en herstelgerichte manier wordt ondersteund en bemoedigd. Waarbij jij de optimist bent, en iedere dag weer ‘op nul’ kan beginnen. Gebeurt dit, dan krijgt het kind namelijk de kans om complexe (denk)vaardigheden te leren, die het kind binnen het bredere spectrum van leren ingezet kan worden: bijvoorbeeld relaties leggen tussen de ander en het andere. Maar ook het reduceren van gevoelens van schuld, schaamte en oordelen worden met ondersteuning, bemoediging en optimisme tot een minimum beperkt.
En natuurlijk is er voor jou als leraar niets moeilijker dan in de heetst van de strijd de intentie vast te houden om het kind iets te leren, zeker wanneer er in jouw ogen iets extreems of herhaaldelijk gebeurt. Straffen en belonen liggen dan op de loer, en zijn voor de korte termijn zeker een ogenschijnlijke oplossing. Maar je bent als leraar in je hart pedagoog en gunt ieder kind het bovenstaande. Daarom is het belangrijk om te blijven handelen vanuit jouw Pedagogisch Statement, om aan de bovenstaande intentie vast te kunnen blijven houden. Maar ook om zelf van iedere fout te leren. Om bij een gemaakte fout samen op zoek te gaan om oplossingen, én om deze dan ook te vinden. Leren verantwoordelijkheid voor je eigen leven te dragen. Dat is toch uiteindelijk het ultieme doel (van onderwijs)!?
Maar hoe dan, zou jij je zomaar kunnen afvragen?
Door je te committeren aan twee leidende principes, en het consistent volgen van vier stappen (volg-vervolg). De leidende principes waar jij, ook op congruente laag aan dient te verbinden:
- Zowel letterlijk als relationeel: Maak je een rotzooi, jij ruimt het op; en, als je iets breekt, dan repareer je het zelf! (En weet: Je moet het zelf doen, maar hoeft het niet alleen te doen.)
- Hoe meer verantwoordelijkheid je neemt, hoe meer autonomie je kan pakken! (Pak je geen verantwoordelijkheid, dan zal je ook ingeperkt worden in ruimte en privileges.)
De vier consistent te volgen stappen:
- Stap 1: Neem de tijd om met het kind in gesprek te gaan. Tussendoor, of met één voet in de gang en de ander in het lokaal is zeker niet aan te raden. Gun het kind jouw volledige aandacht. (Soms is er overigens eerst afkoeltijd nodig trouwens, respecteer die tijd. Alleen vanuit rust kan het goede gesprek gevoerd worden.)
- Stap 2: In gesprek bevraag (en vraag door met de taal die het kind je geeft), maar stel ook ter discussie (vanuit verschillende perspectieven) om erachter te komen wat er voor beide aan de hand is of wat precies het probleem is.
- Stap 3: Wanneer een kind geen oplossing ziet, bied jij vanuit je ervaringskennis mogelijkheden (en kijk goed wat resoneert). Bediscussieer oplossingen, weeg de voor en tegens af, bespreek wie wat te doen staat (ook in herstel), en kom samen overeen wie wat gaat doen om het probleem te overwinnen. Het elkaar goed begrijpen is essentieel bij deze stap, zodat verwachtingen zuiver worden verstaan.
- Stap 4: Wanneer dezelfde fout of hetzelfde probleem zich voordoet, is er makkelijk terug te pakken op de eerdere overeenkomst. Een snelle uitspraak volstaat vaak al: ‘Wat hebben we eerder besproken’, Wat was ook alweer de afspraak’.