Het was Rik Kuiper die in 2021 de rubriek ‘Die ene leerling’ had in de Volkskrant. Wekelijks bracht hij een verhaal uit van leerkrachten, docenten en hoogleraren over de leerling die hun kijk op de wereld voor altijd veranderde. Met deze ondertitel bracht hij ook het boek uit. In mei mocht ik mijn verhaal doen over Willem, van wie ik graag de gebruiksaanwijzing had willen kennen. Of misschien wel samen gemaakt. En, waardoor ik na zijn dood nooit meer een handelingsplan geschreven heb vanuit een medisch model. Mijn verhaal:
‘Ik ben toch maar iedereen tot last. Dat schreef Willem in zijn afscheidsbrief, die gevonden werd nadat hij zich van het leven beroofde, een paar jaar geleden. Bij zijn uitvaart las iemand hem voor. Die woorden grepen me enorm aan. Had ik als docent bijgedragen aan dat gevoel?
Willem kwam op zijn zestiende bij mij in de klas, nadat hij al flink wat scholen had versleten. Een tengere, atletische jongen. En behoorlijk zelfstandig. Waar veel leerlingen in het speciaal onderwijs met een busje van leerlingenvervoer komen, reisde hij per trein en bus van het gezinsvervangend tehuis waar hij woonde naar Den Bosch, een skateboard onder de arm.
We hadden leuke gesprekken over muziek. Maar zodra het over school ging, over de lessen, over leren, ontstond er strijd. Willem zat altijd onderuitgezakt. Zei je daar iets van, of probeerde je hem bij de les te betrekken, dan bood hij weerstand. Hij schreeuwde, smeet spullen van de tafel, trapte zijn stoel achteruit. Een oppositionele gedragsstoornis, zou je kunnen zeggen. De artsen spraken van autisme.
Volgens de protocollen moesten we hem bij zo’n uitbarsting fixeren, omdat de veiligheid van andere leerlingen in het geding was. Dan pak je een kind bij de pols en je probeert hem naar de gang te brengen. Lukt dat niet, dan draai je de arm, waarmee je een pijnprikkel kunt afgeven. In het uiterste geval leg je een leerling op de grond. Eén collega bovenop, een ander houdt de voeten vast. Vaak is er een derde bij, die praat. Bij Willem gebeurde dat regelmatig, een keer per week.
Die laatste uitbarsting voelde ik aankomen. Ik had een collega gevraagd op de gang te blijven wachten. En jawel hoor, daar vlogen de spullen door het lokaal. We fixeerden hem en ondertussen probeerde ik tot hem door te dringen.
Hij zei dat hij nooit meer naar school zou komen.
Ik wist dat hij het meende.
In de jaren daarna zag ik hem geregeld bij de skatebaan. Hij vertelde me dat hij weg was uit het tehuis, dat hij bij krakers woonde en kinderen leerde skaten. Met het geld dat hij verdiende, had hij een Amica 1250 gekocht, zo’n invalidewagentje.
Zo zie je maar, dacht ik. Uiteindelijk komt het altijd goed.
En toen stapte hij uit het leven. Ik schrok me te pletter, helemaal toen ik het hoorde wat hij in zijn afscheidsbrief had geschreven. Omdat ik me schuldig voelde, zocht ik in mijn administratie van de school terug wat ik drie jaar eerder over hem had geschreven. Het bleek vooral negatief. Hij kon geen gesprek aangaan, ging snel in discussie, lette niet op, vroeg nooit hulp. Nergens schreef ik hoe we daaraan gingen werken. Of over de kwaliteiten die hij wél bezat.
Dat lag ook aan de cultuur op school. We waren gewend geraakt aan oppositioneel gedrag van leerlingen. Er waren afspraken hoe erop te reageren. Een time-out, fixeren. We begonnen het normaal te vinden dat leerlingen zich misdroegen, en vroegen ons te weinig af wat erachter zat.
Willem was een keileuk manneke, maar wel een met een flinke gebruiksaanwijzing. Alleen kenden we die niet, omdat we niet voldoende ons best deden. Achteraf bezien had ik vaker voor de school moeten staan, als hij met zijn skateboard arriveerde. Ik had hem moeten vragen hoe hij had geslapen en of hij ontbeten had. Sommige leerlingen hebben wat extra aandacht nodig.
Of misschien hadden we hem zelf die gebruiksaanwijzing moeten laten schrijven. Ja, dat zou best een mooi idee zijn. Laat leerlingen als Willem noteren waar ze niet tegen kunnen, wat ze nodig hebben en hoe ze graag behandeld worden.
Bij wiskunde zit ik graag alleen.
Vragen stellen vind ik moeilijk.
Ik word boos als mensen te dichtbij komen.
Met zo’n gebruiksaanwijzing had ik waarschijnlijk beter begrepen wie hij was. Of we er ook zijn vertrek mee hadden kunnen voorkomen weet ik niet. Maar het had zeker een remmend effect gehad.’
Praten over gedachten aan zelfdoding kan bij de crisislijn van 113 Zelfmoordpreventie. Bel 0800-0113 voor een gesprek. U kunt ook chatten op www.113.nl.